Besturing van het model
Vliegbewegingen
Voor de beginnende modelvlieger zijn de elementaire vliegbewegingen van groot belang. Het gaat hierbij om de handelingen voor de basisbesturing van de modelzwever. Een modelvliegtuig heeft drie stuurvlakken in de vorm van roeren. Het stabilo met daaraan het hoogteroer, de vleugels met de rolroeren en het kielvlak, waar het richtingsroer aan is verbonden. Met deze roeren kan het zweefvliegtuig om zijn drie assen worden bestuurd. We gaan deze bewegingen één voor één bespreken.
Hoogteroer
Als je de stick van je hoogteroer op je zender naar voren beweegt, gaat de neus van je toestel omlaag en gaat dus dalen. De vliegsnelheid neemt hierdoor toe. Hierbij gaat namelijk het hoogteroer omlaag, wat resulteert in een opwaartse kracht op het stabilo. Het toestel gaat draaien om de dwars-as.
Als je deze stick naar je toe haalt, gaat de neus omhoog en vermindert de snelheid van je toestel. Hierbij beweegt het hoogteroer omhoog, wat resulteert in een neerwaartse kracht op het stabilo. Ook hierbij gaat het toestel draaien om de dwars-as, maar dan in omgekeerde richting als hierboven.
Deze op- en neergaande beweging van het model wordt ‘stampen’ genoemd en vindt, zoals eerder vermeld, plaats om de dwars-as van het toestel. Dat is de denkbeeldige lijn van de ene vleugeltip naar de andere, zie ook de onderstaande afbeelding.
Rolroeren
Als je de stick van de rolroeren naar links beweegt, vliegt het toestel naar links. Hierbij slaat het rechter rolroer naar beneden en het linker rolroer naar boven uit. De rechter vleugel krijgt meer lift en gaat omhoog; de linker vleugel krijgt minder lift en beweegt omlaag. Het toestel gaat ‘rollen’ om de langs-as. Dat is de denkbeeldige lijn door de romp van het model. Een vergelijkbare situatie doet zich voor als je deze stick naar rechts beweegt. Zie ook de onderstaande afbeelding.
Let op:
De bovenbeschreven bewegingsrichtingen van het model zijn van toepassing als het toestel van je af vliegt. In het geval het model naar je toe vliegt, lijken de bewegingen andersom te gaan, maar dat is niet zo. Dat is een belangrijk principe bij de vliegtechniek en dient door een beginnende vlieger goed geoefend te worden !
Richtingsroer
Als je de stick van het richtingsroer naar rechts beweegt, gaat de neus van het toestel naar rechts. Hierbij slaat het richtingsroer naar rechts uit en ontstaat er op het kielvlak een kracht naar links, waardoor het toestel om de top-as naar rechts draait. Deze beweging wordt ‘gieren’ genoemd.
In een vergelijkbare situatie beweegt de neus van het model naar links, als je de stick van het richtingsroer naar links drukt. Zie ook de onderstaande afbeelding.
Let op:
De bovenbeschreven bewegingsrichtingen van het model zijn van toepassing als het toestel van je af vliegt. In het geval het model naar je toe vliegt, lijken de bewegingen andersom te gaan, maar dat is niet zo. Dat is een belangrijk principe bij de vliegtechniek en dient door een beginnende vlieger goed geoefend te worden !
Het vliegen van een bocht
Eén van de beginselen van het vliegen is om bij het nemen van een bocht een klein beetje hoogte (= up) met het hoogteroer te geven. Dit is nodig om het toestel op gelijke vlieghoogte en vliegsnelheid te houden.