
Het instellen van een modelzweefvliegtuig
In dit artikel worden op een globale manier uitleg de verschillende instellingen uitgelegd die noodzakelijk zijn voor een goede besturing van een modelzweefvliegtuig. Van belang is hier, dat er voor verschillende modellen ook andere instellingen van toepassing kunnen zijn. De specifieke instellingswaarden worden meestal met het bouwpakket meegeleverd. In de onderstaande paragrafen is aangegeven welke instellingen belangrijk zijn voor de besturing van het model.
Assen
Om te beginnen wordt er over verschillende assen gesproken met betrekking tot het model. De onderstaande afbeelding geeft de twee belangrijkste weer. De X-as wordt ook de langs-as genoemd en de Y-as de dwars-as.
Besturing
Een modelzweefvliegtuig beschikt over verschillende besturingsfuncties die op dezelfde manier ook terug te vinden zijn bij echte zweefvliegtuigen. Het naar links en rechts sturen gebeurt met het richtingsroer en het naar beneden- (down) en naar boven sturen (up) wordt gedaan met het hoogteroer. Deze beide primaire stuurfuncties kunnen worden ondersteund met de kleppen en roeren, de welfkleppen en de rolroeren, die zijn ondergebracht in de vleugel. Deze laatste twee zijn in feite aanvullende besturingsfuncties die het model tijdens de vlucht in een zodanige stand zetten, dat een zo lang mogelijke zweefvlucht en een goede landing kan worden gemaakt.
Zwaartepunt over de X-as
Het betreft hier de locatie van het zwaartepunt op de X-as. Hierbij is het altijd veilig om de gegevens van de fabrikant van het model op te volgen. Die geeft vaak een ligging van het zwaartepunt aan, waardoor het model koplastig is. Het zwaartepunt ligt dan eigenlijk iets te ver naar voren, maar dat geeft meestal wel een beheersbare situatie voor de eerste vluchten van het model.
Zwaartepunt over de Y-as
De ligging van het zwaartepunt over de Y-as is ook van groot belang. De onderstaande schets maakt duidelijk wat hier bedoeld wordt.
Als het model naar één zijde te zwaar is (uit balans is), zakt het zwaardere gedeelte, wat dat weer met tegensturen gecompenseerd moet worden. Het zal duidelijk zijn dat dit ten koste gaat van de vliegprestaties. Dus het zwaartepunt om de Y-as moet precies in het midden onder de romp van het model liggen. Dit kan worden gedaan door de te lichte zijde van het model met wat lood (in de vleugeltip) in balans te brengen.
Zwaartepunt en instelhoek
Eén van de belangrijkste instellingen voor het optimaal laten vliegen van een model is de locatie van het zwaartepunt. Deze zwaartepuntligging bepaalt of een model maximale prestaties gaat leveren of bijna niet in de lucht te houden is. De exacte ligging van het zwaartepunt is mede afhankelijk van de profielkeuze (vorm van de vleugel) en de verdere vorm van het model. Een directie relatie met het zwaartepunt heeft de instelhoek. De onderstaande afbeelding maakt duidelijk wat hiermee wordt bedoeld.
De blauwe lijnen zijn de zogenaamde neutrale lijnen. Dit zijn lijnen die door het hart van het profiel lopen. De hoek tussen deze twee lijnen wordt de instelhoek genoemd. Deze hoek is ervoor bedoeld om het model in een horizontale glijvlucht te laten bewegen. Anders gezegd, een juiste instelhoek voorkomt het automatisch duiken en stijgen van het model. Die zouden er namelijk toe leiden dat er constant gecorrigeerd moet worden om het model in de lucht te houden. En dit heeft weer tot gevolg dat er niet meer ontspannen gevlogen kan worden, laat staan dat er dan lange thermiek vluchten gemaakt kunnen worden. Toch is hier sprake van een compromis, want naar mate de instelhoek groter wordt, zal de weerstand die het model in de lucht ondervindt groter worden. Er zijn dan ook piloten die een voorkeur hebben voor een instelhoek van 0˚, maar dat is alleen weggelegd voor de ervaren piloten. De waarde van de instelhoek ligt meestal tussen de 1˚ en 2˚.
De directe relatie tussen het zwaartepunt en de instelhoek verdient extra aandacht, want het aanpassen van de ene heeft altijd gevolgen voor de ander. Wordt het zwaartepunt verder naar voren gebracht, zal de instelhoek groter gemaakt moeten worden. En andersom, als het zwaartepunt verder naar achteren wordt gebracht, zal de instelhoek kleiner moeten worden gemaakt. Dit is allemaal binnen bepaalde grenzen uit te voeren, want worden deze grenzen overschreden, dan is de kans op een niet te vliegen model heel erg groot.
Instelling van de roeren
Nu gaan we kijken hoe de verschillende instellingen van de roeren er uitzien en waarvoor ze dienen.
Richtingsroer
Met het richtingsroer wordt het model naar links of rechts gestuurd. De uitslag van dit richtingsroer is symmetrisch dat wil zeggen dat het evenveel naar links als naar rechts uitslaat en de waarde hiervan wordt in mm uitgedrukt. Je kunt dus met een liniaal deze waardes instellen die door de fabrikant zijn aangegeven. Als vuistregel is hier een uitslag die ligt tussen de 30˚ en 40˚ voldoende, (snelle modellen zullen een kleinere uitslag nodig hebben).
Hoogteroer
De neutrale stand van het hoogteroer is volgens de eerder beschreven manier bepaald, d.w.z. de neutrale lijn staat op de juiste instelhoek. Nu moeten de uitslagen van het hoogteroer nog ingesteld worden. Het hoogteroer heeft meestal symmetrische uitslagen en deze worden door de fabrikant opgegeven. In zijn algemeenheid is een uitslag tussen 10˚ en 20˚ naar boven en naar beneden voldoende. Ook hier komt het zwaartepunt weer in het spel. Met een zwaartepunt verder naar voren zal iets uitslag naar boven van het hoogteroer vragen. Als het zwaartepunt meer naar achteren ligt, zal het hoogteroer een kleine uitslag naar beneden moeten krijgen.
Naast het hoogteroer van de bovenliggende schets is er nog een andere uitvoeringsvorm, het zogenaamde pendelroer, zie onderstaande afbeelding. Dit roer beweegt in zijn geheel om een scharnierpunt dat is ondergebracht in de staart van het model. Een bijkomend effect van het pendelroer is dat hiermee een instelhoek gemakkelijk is in te stellen. Verder zijn de instellingen gelijk aan die van een normaal hoogteroer.
Wat betreft de locatie van het hoogteroer, deze kan zowel boven op het richtingsroer als ook op een plaats verder naar onderen zijn aangebracht. Met dit roer boven op het richtingsroer spreekt men van een “T” staart en als het verder naar onderen is geplaatst wordt het een “kruisstaart” genoemd.
Rolroeren en welfkleppen
Nu gaan we aan de slag met de instelling van de roeren die in de vleugel zijn onder gebracht.
De bovenstaande afbeelding geeft twee verschillende roeren weer die ook twee verschillende functies hebben. Het rolroer laat het model om de X-as draaien en levert de nodige ondersteuning bij het draaien van de bochten. De uitslagen van het rolroer staan aangegeven in de bouwinstructies van het model. Mocht dat niet het geval zijn dan is de instelling volgens de onderstaande schets het best toe te passen. Het verschil in de uitslag naar boven en naar beneden is bedoeld om het zogenaamde “haken” van het model tijdens een bocht tegen te gaan. Het model draait dan geen vloeiende bochten maar het heeft de neiging om sterk af te vallen.
De welfklep heeft twee verschillende functies. Ten eerste kan deze worden ingezet om het profiel van de vleugel iets aan te passen. De welfklep wordt een paar mm omlaag gezet om beter van de thermiek te kunnen profiteren. Ook kan deze iets naar boven, in de speedstand, worden gezet om met een hogere snelheid te kunnen vliegen. Met een flinke uitslag omlaag wordt de welfklep ingezet als remklep tijdens de landing. Ook kunnen de rolroeren voor deze functies als extra hulp worden ingeschakeld.
Voor het instellen van de thermiekstand is de onderstaande afbeelding van toepassing. De uitslagen voor deze functie zijn zeer effectief en daarom gering, meestal 2 tot 4 mm.
De tweede mogelijkheid voor het aanpassen van vleugelprofiel is de zogenaamde speedstand, zie de onderstaande afbeelding. Hiermee maak je het model sneller en dit dient ervoor om vlot van een thermiekbel naar een volgende bel te kunnen vliegen. Net zoals bij de thermiekstand zijn deze uitslagen zeer gering, meestal 1 á 2 mm.
Voor de butterfly stand (= landing) zijn de uitslagen maximaal, voor de rolroeren beide naar boven en voor de welfkleppen beide naar beneden. Wel is het van belang om de uitslag van de rolroeren zo te maken dat het rolroer bij het insturen van een bocht (bij maximale uitslag) nog in de neutrale stand terug komt. Hiermee wordt bedoeld dat de linker of de rechter vleugel weer in de positie komt zoals voor het rolroer is aangegeven in de zwarte lijnen. Dit zorgt ervoor dat het model nog goed bestuurbaar blijft als de remmen uit staan.
Een algemene opmerking tot slot
Alle roerbewegingen hebben met elkaar gemeen dat ze meer weerstand oproepen en een noodzakelijk kwaad zijn om het model te kunnen besturen. Het zo min mogelijk corrigeren geeft dus het beste vliegresultaat. Je kunt ook zeggen, hoe beter het model is afgesteld des te beter het vliegresultaat.
Meer informatie
Voor meer informatie over het instellen van een modelzweefvliegtuig wordt verwezen naar de onderstaande links:
Video:
Performance Tuning For Gliders
Document:
Opmeten ligging zwaartepunt